DE VERWACHTING DAT bij de behandeling van de begroting in de assemblee het thema sport bijzondere aandacht zou krijgen is uitgebleven. Diverse keren heeft deze krant gewezen op de achtergestelde positie die sport heeft bij opeenvolgende regeringen. Onlangs nog is in een beschouwing een lans gebroken dat sport verheven wordt tot ‘eerste levensbehoefte.’
Daarmee zou het voor de regering een prioriteit moeten zijn. De stille hoop die was ontstaan dat assembleeleden dit zouden oppakken en verder voor de regering zouden onderbouwen, waardoor meer geld vrijgemaakt zou worden voor sport, is ijdel gebleken.
In plaats van effectief en efficiënt zaken aan te kaarten lijkt het ‘t bekende gebed zonder eind: elkaar afkraken, oeverloos gepraat, langdurige schorsingen… een rijtje dat ‘oneindig’ kan worden aangevuld. Door deze wijze van vergaderen zal de toegemeten tijd nooit toereikend zijn waardoor er onvoldoende gelegenheid blijft om serieus zaken, zoals de plaats van sport in de samenleving, te bespreken, voor zover men daartoe al in staat is.
Maar het is nog niet te laat. De begrotingsbehandeling duurt nog even, dus kunnen parlementariërs alsnog laten blijken dat ze van goede wil zijn en er bij de regering op aandringen de huidige status van de sport te herzien.
Een vraag die gesteld kan worden is of in parlementair verband sportorganisaties zijn gehoord om gedegen debat te kunnen voeren. Want alleen door het oor te luisteren te leggen bij de direct verantwoordelijken, kan duidelijk inzicht verkregen worden over de noden en behoeften waaraan tegemoet moet worden gekomen.
Aan de andere kant had het Surinaams Olympisch Comité, de cultuur van ons parlement van niet bepaald effectief en efficiënt instituut kennende, als overkoepelende organisatie het initiatief kunnen nemen om met sportbonden een gezamenlijk standpunt in te nemen en dat kenbaar te maken aan de volksvertegenwoordiging. Als de volksvertegenwoordiging met nadruk op volks geen aandacht besteedt aan sport als onontbeerlijk onderdeel van het dagelijks leven, wie zal dat moeten doen?
Onze politici moeten sport leren zien als speerpunt en kerntaak en de sporter als ambassadeur, drager van het toeristische ideaal en grondlegger van de nieuwe Surinaamse mens met de gewenste normen en waarden. Dat vergt wel tijd en geduld maar met een gericht beleid op de hedendaagse schooljeugd, is het te doen.
De overheid en sportinstituten krijgen kansen verouderde inzichten te laten varen en met een getransformeerde blik op de toekomst aan de slag te gaan. Er is daarom geen tijd voor geruzie in DNA en bij sportbonden.